De stam hoort bij de meeste stijlen mooi taps toe te lopen. De boom hoort een zogenaamde goede verjonging te hebben. Immers de boom is onderin begonnen met groeien en zal naar boven toe jonger zijn. Dit moet dan ook zichtbaar zijn. Niet zelden laat een boom een verdikking in de stam zien waar een te dikke tak of een krans van takken ervoor heeft gezorgd dat de boom daar meer verdikt dan elders. Is deze verdikking dikker dan de basis van de boom dan spreken we van omgekeerde tapsheid. Dit is een ongewenst verschijnsel.
De stam moet, al naar gelang de stijl, evenredig dik zijn in verhouding tot de hoogte van de boom. Vaak spreekt men van de zes staat tot één regel. Zes keer de dikte van de stam is de ideale hoogte van de boom. Dit is echter geen vast gegeven voor alle stijlen. Een boom in geleerde stijl zal dit niet laten zien. Daar ligt de verhouding verder uit elkaar. Wat betreft de dikte van de stam zijn de esthetische aspecten en de algehele uitstraling van de boom meer van belang en is de stijl mede bepalend. Ook zijn er bomen waarvan de dikteverhouding kleiner is dan zes staat tot een. De zogenaamde Sumo stijl: een korte dik gedrongen stam die massiviteit uitstraalt.